Vandage, op Goein Vri’jdag un gedicht van Gerrit Achterberg wat hier heel goed bie past.
In de commentaarn leazen ik dat dit de enige gepaste preake op Goein Vri’jdag is. Ok àl zit wie schoonepoetst vuur oonze televisies en ok àl bi’w specialiseerd in het het vergetn: doar “seint een Geheime zender wit en heesch”…
Reiziger ‘doet’ Golgotha.
I.
Ze hebben Hem, zonder zich af te vragen,
of Hij het kon verdragen,
met nagels aan een kruis geslagen.
En toen Hij daar te lijden hing –
een spijker is een leelijk ding –
zei Hij: Vader vergeef het hun.
Zei Hij: ze weten niet wat ze doen.
Het was hun er immers om te doen,
om eens te zien, wat of Hij nu zou doen!
Zoo heeft Hij nog voor hen gebeden,
en in Zijn sterven aan hen meegegeven
een alibi voor hun geweten.
En ik stond in de verte quasi wat te praten
met ‘n paar onnoodige, onnoozele soldaten.
Ze deden immers tóch, wat zij niet konden laten.
Maar Hij beriep zich op het allerlaatste:
de armen van Zijn Vader; – nog vóór Paschen
moest ik me naar mijn schip in Jaffa haasten.
II.
Toen heb ik – ‘t was op Cyprus – in de krant gelezen:
Jezus van Nazareth, Christus geheeten,
is, na voor drie dagen gekruist te wezen,
zooals onze geachte lezers weten,
niet in zijn graf gevonden; ‘t graf was open.
Hardnekkige geruchten loopen,
dat Zijn discipelen de wacht beslopen,
toen deze sliep, en zoo het lijk ontvreemdden.
Geëxalteerde vrouwen echter meenden,
dat zij Hem zagen wandelen door de beemden;
Maria moet gestameld hebben: Heere!
Er zijn ook visschers, die beweren:
Hij heeft met ons gegeten bij de meren.
Maar dit is van bevoegde zijde wedersproken.
Men late zich geen knollen voor citroen verkoopen.
III.
Rome. – Het anker valt. Wij varen thuis.
Ik spoed mij naar de thermen, word ontluisd
van reis en roes en in mijn eigen huis
bij vrouw en vuur en radio gezeten,
ben ik alras Christus en kruis vergeten.
……Toen heeft een S.O.S. mijn ziel doorreten:
‘Mijn Geest wordt uitgestort op alle vleesch.
Wie niet vóór Mij is, is tégen Mij geweest’,
seint een Geheime Zender wit en heesch.
Weer onder zeil, over de eenzaamheden
van oceanen die mij van U scheiden,
Christus, wil mij verschijnen aan den einder.